Justitie bevestigt artistieke vrijheid ! Dom Pérignon krijgt kurk in eigen oog / kan kunstenaar niets in de weg leggen

5 min

Over wat ging het al weer?
Vorig jaar daagde het luxeconcern LVMH opkomend kunstenaar Cedric voor de rechter. Het geschil ging over de afdruk van kunstwerken die geïnspireerd zijn door het champagnemerk Dom Pérignon op kledij. Voor de ondernemingsrechtbank van Brussel kreeg LVMH gelijk maar vond dit blijkbaar niet genoeg want stelde ook de kunst op doek van Cedric in vraag en in één beweging eigenlijk zowat alle Pop-art. Dit zette de ondernemingsrechtbank er toe aan een prejudiciële vraag te stellen aan het Benelux-Gerechtshof of de artistieke vrijheid een geldige reden is om een merk te gebruiken.

Kunstenaar én alle pop-art artiesten krijgen nu gelijk!
Het Benelux Gerechtshof stelde in haar Arrest van 23/09/2019 : "Verklaart voor recht: 2.20,lid 2, d), BVIE dient aldus te worden uitgelegd dat de artistieke vrijheid een geldige reden vormt in de zin van deze bepaling voor het gebruik van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het merk, anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, indien de kunstuiting het originele resultaat is van een creatief vormgevend proces dat niet erop is gericht het merk of de merkhouder schade toe te brengen." (*)

Als Artists United reageerden we al eerder
Servaas Le Compte : “Het beperken van rechten van kunstenaars door kunstuitingen van artiesten aan te vallen is betreurenswaardig, zacht uitgedrukt. Het gaat hier o.i. niet over het gebruik van een merk maar over de individuele artistieke interpretatie van een afbeelding, typisch in de Pop-art. Ongehoord eigenlijk dat een machtig concern op deze wijze kunstenaar(s) aanvalt. Indien het Benelux-Gerechtshof zou oordelen dat men een artiest kan verbieden dergelijke kunstuitingen te creëren dan staan heel wat kunstenaars plots bloot aan vervolgingen wanneer men – weze het nu de kruidenier van op de hoek of een internationaal merk X - plots zou vinden dat er geen artistieke interpretaties meer zouden mogen gemaakt worden. Ik kan moeilijk geloven dat het Hof een dergelijke negatieve algemene uitspraak tegen alle kunstenaars zou willen doen. Maar dat is wel het gevaar.”

De door Artists United geconsulteerde advocaat Joris Deene, specialist intellectuele eigendom, privacy en ict-recht stelde al eerder: “Artistieke vrijheid staat al lang op gespannen voet met de bescherming van intellectuele eigendomsrechten. Zowel het Europees Hof voor de Rechten van de Mens als het Europees Hof van Justitie oordeelden reeds dat intellectuele eigendomsrechten in balans moeten zijn met andere fundamentele rechten (zoals de expressievrijheid). In de Europese Merkenrichtlijn staat in het bijzonder te lezen dat ook in het merkenrecht de vrijheid van meningsuiting moet gewaarborgd zijn. In de rechtsleer werd al vaak geopperd om onder ‘geldige reden’ in het merkenrecht ook de vrijheid van meningsuiting te verstaan. Het Benelux-Gerechtshof krijgt dus een uitgelezen kans om de balans tussen intellectuele eigendomsrechten en de expressievrijheid in evenwicht te houden.”

Wat zegt het Benelux Gerechtshof nu in zijn arrest:
"
Considerans 27 bij de Merkenrichtlijn (EU) 2015/2436 bepaalt: 'Gebruik van een merk door derden met het oog op artistieke expressie moet als billijk worden beschouwd wanneer dit gebruik tevens strookt met de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Voorts moet deze richtlijn worden toegepast op een wijze die de volledige inachtneming von fundamentele rechten en vrijheden, en in het bijzonder de vrijheid van meningsuiting, waarborgt' ".

De Advocaat-generaal tekende op: "De artistieke vrijheid als aspect van het recht op vrije meningsuiting van de kunstenaar, dat wordt beschermd door artikel 10, lid 1, EVRM, kan aldus een dergelijke 'geldige reden' uitmaken. Dit is het geval wanneer sprake is van een kunstuiting die het originele resultaat is van een creatief vormgevend proces."
"Uit rechtspraak lijkt aldus voort te vloeien dat het begrip kunst een creatief vormgevend proces veronderstelt, waarin de kunstenaar de werkelijkheid als het ware "transformeert", doordat hij hieraan een persoonlijk element toevoegt. Hij legt als het ware een eigen accent ten opzichte van die werkelijkheid. Indien aan die voorwaarden is voldaan, dient de kunstuiting m.i. een verregaande bescherming te verkrijgen."

"In dit verband dient de kunstvrijheid volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een dubbel doel. Ten eerste draagt zij in belangrijke mate bij tot de zelfontplooiing van het individu. Ten tweede levert zij een cruciale bijdrage aan de ruimere sociale, culturele en politieke ontwikkeling. In dit kader is, volgens de theorie van de "dialogische democratie", de mogelijkheid om "dominante betekenissen" in de maatschappij te beïnvloeden, een belangrijke voorwaarde om volwaardig deel te nemen aan sociale, culturele of politieke processen. Dragers van zulke betekenissen zijn dominante tekens, waaronder ook merken. Niet alleen merkhouders bepalen de betekenis en het imago van hun merken, maar ook consumenten en de maatschappij proberen die betekenis te beïnvloeden als sociale reactie op producten en denkbeelden, waarmee zij in de reclame in verband worden gebracht. Dit gebeurt bv. in merkparodieën of bij gebruik van merken in kunst. De specifieke vrijheid om de betekenis van dominante tekens te gebruiken en te beïnvloeden en om een dialoog te voeren met die tekens, moet aldus worden beschermd."

Het Hof maakt ook volgende bedenking:
"De artistieke vrijheid als 'geldige reden' is evenwel onderworpen aan de beperkingen vervat in artikel 10, lid2, EVRM, die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, in dit geval de merkhouder. De kunstuiting mag niet erop zijn gericht het merk of de merkhouder schade toe te brengen. De rechter dient deze afweging te maken rekening houdend met alle omstandigheden van de zaak."
Echter: "De vraag van uitleg die de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van koophandel Brussel heeft gesteld, dient derhalve in die zin te worden beantwoord dat de artistieke vrijheid een geldige reden vormt in de zin van artikel 2.20, lid 2, d), BVIE voor het gebruik van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het merk, anders dan ter onderscheiding van waren of diensten, indien de kunstuiting het originele resultaat is van een creatief vormgevend proces dat niet erop is gericht het merk of de merkhouder schade toe te brengen
."

(*) Aldus gewezen op 23 september 2019 door E.J. Numann, president, E. Eicher, eerste vicepresidente, J. de Codt, tweede vicepresident, E. Dirix, J.C. Wiwinius, F. Delaporte, raadsheren, B. Deconinck, M. Polak, V. van den Brink, plaatsvervangende raadsheren, en uitgesproken ter openbare zitting te Brussel, op 14 oktober 2019, door de heer J. de Codt, voornoemd, in aanwezigheid van mevrouw R. Mortier, plaatsvervangend Advocaat-Generaal en de heer A. van der Niet, griffier.

#kunstenaar #artistiekevrijheid #champagnemerk #merkenrichtlijn

Meer info?
info@artistsunited.be
contact