In de overgangsperiode gelden nog de ‘oude’ berekeningswijzen. De cijfercode verandert niet als je al een uitkering had maar de minima worden opgetrokken. Say what?
OVERGANGSPERIODE
In de overgangsperiode gelden nog de ‘oude’ berekeningswijzen en wordt de hoogte van de uitkering nog berekend op :
- ofwel het laatste contract van minstens 4 weken aaneensluitende tewerkstelling
- ofwel op het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal van de uitkeringsaanvraag (van het kwartaal waarin de uitkeringsaanvraag gebeurde).
De RVA zoekt in de de referentieperiode van 24 maanden het loon dat in aanmerking dient te worden genomen voor de berekening van de hoogte van de uitkering
Contract van 4 weken
→ Er wordt gekeken of er tijdens deze periode van 24 maanden een contract van minstens 4 ononderbroken kalenderweken bij dezelfde werkgever bestond. (Voltijds of deeltijds). (*)
→ Indien er meerdere periodes van minstens 4 weken zijn, zal RVA de uitkering berekenen op basis van het loon van de periode die het dichtst bij de uitkeringsaanvraag ligt.
→ Hoogste loongrens waarmee men rekening houdt: 3.199,26 euro. Dus als men meer verdiende, zal de uitkering niet hoger worden
→ Als het loon lager is dan het minimum referteloon (1954,99 euro bruto/maand), wordt de uitkering berekend op basis van dit referteloon (ongeacht of het loon dat bij aanvang in aanmerking werd genomen voor een voltijdse of deeltijdse was)
(*) Vier kalenderweken betekent gebonden zijn aan een arbeidsovereenkomst met een looptijd van ten minste 28 dagen (ook al werkt u niet noodzakelijk elke dag). Bv men werk niet op een zaterdag of zondag, maar het contract loopt wel door op deze dagen.
1. INDIEN CONTRACT VAN 4 WEKEN
Als dat het geval is, houdt de berekenaar rekening met dat begrensde brutoloon. Als dat loon lager is dan het referteloon zullen de werkloosheidsuitkeringen worden berekend op basis van het referteloon..
In het volgende geval moet wel je soepel zijn: De werknemer bewijst vóór het refertekwartaal een betrekking van minstens 4 ononderbroken weken, maar die betrekking wordt gevolgd door regelmatige artistieke prestaties van minder dan 4 weken met taakloon. Wanneer het, gelet op de regelmatigheid van de tewerkstelling, duidelijk een werknemer betreft die een taakloon krijgt voor artistieke activiteiten, mag de regel van artikel 68 MB worden toegepast als die gunstiger is voor de werknemer.
2. INDIEN GEEN CONTRACT VAN 4 WEKEN
Als dat niet het geval is, maar de werknemer tijdens het refertekwartaal artistieke prestaties van minder dan 4 weken MET TAAKLOON bewijst (het betreft het kalenderkwartaal dat voorafgaat aan het kwartaal waarin de uitkeringsaanvraag gebeurt), dan wordt artikel 68 MB toegepast.
In die hypothese wordt voor het bepalen van de cijfercode rekening gehouden met het geheel van de loonmassa gelegen in het refertekwartaal. De som van die loonmassa wordt gedeeld door 78 om het gemiddelde dagloon te bekomen.
Onder 'loonmassa' moet worden verstaan:
- De taaklonen,
- De gewone bezoldigingen ontvangen als gevolg van tewerkstellingen van minder dan 4 weken,
- De gewone bezoldigingen ontvangen in het kader van deeltijdse tewerkstellingen (ongeacht de duur van de arbeidsovereenkomst).
Geen contract van 4 weken
EN GEEN PRESTATIES als gevolg van artistieke activiteiten van minder dan 4 weken MET EEN TAAKLOON in het refertekwartaal, dan worden de werkloosheidsuitkeringen berekend op basis van het referteloon.
LET WEL: Indien er geen contract van minstens 4 weken aaneensluitend is en men heeft WEL gewerkt met taakloon, dan zal RVA kijken naar het kwartaal voorafgaand aan het kwartaal waar de uitkeringsaanvraag wordt gedaan;
→ Men telt alle taaklonen (dus ook ook 1bis contracten) van dat kwartaal samen en deelt dit door 78;
→ Als het loon lager is dan het minimum referteloon (1954,99 euro bruto/maand), wordt de uitkering berekend op basis van het referteloon.
NIEUWE SYSTEEM
In het nieuwe statuut zal vanaf 1 janauri 2024 de hoogte van de uitkering berekend worden op de inkomsten van de voorgaande 24 maand.
LET WEL: als je al voor 1 oktober het statuut had, dan ben je overgegaan naar het nieuwe statuut en verandert je cijfercode niet (daarop is je uitkering gebaseerd).
Wat WEL verandert zijn de minima uitkeringsbedragen die werden verhoogd:
→ Het dagbedrag van uw kunstwerkuitkering komt overeen met 60% van uw laatst verdiende loon, en dat voor een periode van 36 maanden. (hoogste loongrens, zie hoger).
→Het geïndexeerd dagbedrag van uw kunstwerkuitkering zal enerzijds niet lager zijn dan 65,41 euro voor werknemers met gezinslast en niet lager dan 57,63 euro voor de andere werknemers, en zal anderzijds niet hoger zijn dan 68,81 euro.
→ Diegenen die een eerder laag uitkeringsbedrag hadden, zullen hun uitkering dus zien stijgen. Diegenen die reeds een hogere uitkering hadden zullen geen of eerder een beperkte verhoging zien.
Tot slot: Het bedrag van uw kunstwerkuitkering blijft onveranderd gedurende de hele toepassingsperiode, wat betekent dat er geen degressiviteit van toepassing is.