Samen met 8 andere eisers (*) heeft Artists United een zaak gepleit voor de Raad van State tegen de Belgische Staat. Het betreft een tweede zaak, na de eerdere gewonnen eerste zaak. Dit in een poging het Ministerieel Besluit van 29 december 2021 te laten aanpassen.
Ondermeer vorderden wij dat men de artikelen zou vervangen “door maatregelen die de toegang tot cultuur, het recht op artistieke expressie en
het recht om te ondernemen en te werken niet op onevenredige wijze beperken.”(**)
- Grondwet, beginsel van gelijkheid en non-discriminatie
- Grondwet, recht op arbeid en recht op culturele ontplooiing
- Proportionaliteit
- Raad van State spreekt zich niet uit over het voorwerp van de zaak
- Waarom niet-spoedeisend?
- Lichtpunt: 200 per voorstelling, niet per dag
- Ander lichtpunt: wel recht op optreden voor leden
- Verdere stappen?
Grondwet, beginsel van gelijkheid en non-discriminatie
We deden beroep op de Grondwet: In de artikelen 10 en 11 van de Grondwet is het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie vastgelegd. De artikelen 10 en 11 van de Grondwet verbieden de verschillende behandeling van categorieën van personen die zich in vergelijkbare situaties bevinden. Zij verbieden ook de gelijke behandeling van categorieën van personen die zich, wat de beoogde maatregel betreft, in wezen verschillende situaties bevinden.
Het beginsel van gelijkheid en non-discriminatie wordt geschonden wanneer wordt vastgesteld dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de gebruikte middelen en het nagestreefde doel.
Grondwet, recht op arbeid en recht op culturele ontplooiing
In artikel 23 van de Grondwet is het recht van eenieder vastgelegd om een menswaardig leven te leiden, hetgeen impliceert dat de verschillende wetgevers, met inachtneming van de overeenkomstige verplichtingen, de economische, sociale en culturele rechten waarborgen en de voorwaarden voor de uitoefening ervan bepalen. Deze rechten omvatten met name het recht op arbeid (par. 3, 1°) en het recht op culturele en sociale ontplooiing (par. 3, 5°).
Het recht op culturele ontplooiing impliceert het recht "deel te nemen aan het culturele leven [dat] het recht omvat toegang te hebben tot cultuur, de voordelen ervan te genieten, de bescherming ervan te eisen en bij te dragen tot de ontwikkeling ervan. Deze rechten gaan gepaard met het recht om vrij een cultuur te kiezen, hetgeen de eerbiediging van het non-discriminatiebeginsel op dit gebied impliceert. Het recht om aan het culturele leven deel te nemen impliceert vrijheid van creatieve activiteit, toegang tot de middelen van verspreiding en bescherming van het culturele en artistieke erfgoed, zowel materieel als immaterieel.
Het recht op werk moet werknemers in de culturele sector in staat stellen hun beroep vrij uit te oefenen en de voorstellingen te presenteren die zij lang hebben voorbereid en ingestudeerd.
Proportionaliteit
Het algemene rechtsbeginsel van evenredigheid vereist dat er een redelijke verhouding bestaat tussen de feitelijke gronden voor een bestuurshandeling en het doel ervan. In het geval van een regelgevende handeling kan dit beginsel worden geacht te zijn geschonden indien de bestreden bepaling een beperking van de vrijheden oplegt die niet objectief en redelijk is gerechtvaardigd, ten aanzien van het nagestreefde doel.
Raad van State spreek zich niet uit over het voorwerp van de zaak
Omdat het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard wegens het ontbreken van uiterste spoedeisendheid, heeft de Raad van State het enige middel ter ondersteuning van het beroep niet onderzocht. Met andere woorden heeft ze niet meer onderzocht of we ten gronde een punt hadden.
Waarom niet-spoedeisend?
De Raad van State merkt in wezen op dat het merendeel van de uitgestelde of afgelaste voorstellingen waarnaar wij verwezen om de gevreesde schade vast te stellen, dateert van vóór 23 december, of gelinkt is aan het verbod dat voortvloeide uit het koninklijk besluit van 23 december waarbij de volledige sluiting van de culturele sector werd gelast. Het is dus geen rechtstreeks gevolg van het Koninklijk Besluit van 29 december.
De Raad van State herinnert er vooral aan dat de omstreden limiet van 200 personen vanaf 6 december is ingevoerd bij het koninklijk besluit van 4 december. De Raad van State is van oordeel dat "[verzoekers], die het koninklijk besluit van 4 december 2021 niet hebben aangevochten, noch voor de rechter, noch voor de Raad van State, thans niet kunnen beweren dat zij met de grootste spoed ijveren tegen de identieke bepalingen die in het koninklijk besluit van 28 oktober 2021 zijn hernomen, na de gedeeltelijke schorsing van de uitvoering van voormeld koninklijk besluit van 23 december 2021, waarbij elke culturele voorstelling die binnenshuis wordt georganiseerd, werd verboden.”
Lichtpunt: 200 per voorstelling, niet per dag
Wat echter het verschil in behandeling betreft tussen bioscopen, waarvoor een maximum van 200 personen per voorstelling geldt, en culturele voorstellingen die beperkt zijn tot 200 personen per dag, preciseert de Raad van State het volgende:
"Wat betreft de toepassing van de in artikel 12, § 3, van het koninklijk besluit van 28 oktober 2021 gestelde grens van "maximaal 200 personen per dag" op culturele voorstellingen die worden beschouwd als massa evenementen die binnenshuis worden georganiseerd, stelt de wederpartij in haar memorie van opmerkingen dat "een voorstelling bestaande uit een concert of een toneelstuk een culturele manifestatie vormt die door 200 personen kan worden bijgewoond".
Tijdens de hoorzitting verklaarde zij dat "de limiet van 50 of 200 personen - naargelang het CST al dan niet van toepassing is - geldt per voorstelling en per dag" en bevestigde zij dat op dezelfde dag dus meerdere voorstellingen voor 200 personen konden worden gehouden.
Daarom wordt aanvaard dat de grootte van het publiek geldt per voorstelling en niet per dag. Dit is een welkome verduidelijking - zo niet een doorbraak.
Ander lichtpunt: wel recht op optreden voor leden
Er blijkt uit dit arrest dat federaties zoals Artists United, FEAS en en FCI wel degelijk mochten en mogen optreden voor deze rechtbank voor hun leden. De Belgische Staat had geprobeerd ook dat te verijdelen, maar dat is dus mislukt, wij mogen als federatie(s) wel degelijk optreden voor onze leden.
Verdere stappen?
We kunnen pleiten voor een nietigverklaring. Het doel van de nietigverklaringsprocedure zou zijn van veeleer aan te tonen dat de Staat een fout heeft begaan, zodat iedereen niet alleen de eisers maar iedereen in de culturele sector (die een schade zou kunnen aantonen) een vergoeding voor hun schade zou kunnen krijgen.
De vaststelling van onwettigheid door de Raad van State zou dan een erkenning inhouden dat de administratieve autoriteit een fout heeft begaan in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek, dat de grondslag vormt van het beginsel van burgerlijke aansprakelijkheid en van de verplichting voor eenieder die een fout begaat, om de daaruit voortvloeiende schade te herstellen.
Indien wij de Staat willen aanklagen voor vergoeding van de geleden schade, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de schade als gevolg van de 200 meter en de schade als gevolg van de sluiting van de sector. Indien deze beperking onwettig zou worden verklaard, zou het ook mogelijk moeten zijn een vergoeding te eisen voor de schade die rechtstreeks uit de begane fout voortvloeit.
Deze procedure neemt ongeveer 12 maand of langer in beslag. We beraden ons; to be continued.
(*) 1° l’asbl LES NOCTURNALES, représentée par son conseil d’administration, inscrite à la BCE sous le n° 822.282.757, dont le siège social est établi à 4500 Huy, rue sur Meuse, 2,
2° la srl YES RENTAL, en réorganisation judiciaire, représentée par son gérant, inscrite à la BCE sous le n° 0837.974.783, dont le siège social est établi à 7500 Tournai, chaussée de Lille 327/0.4,
3° la srl ARGAN42 PRODUCTION, représentée par son gérant, inscrite à la BCE sous le numéro 869.952.121, dont le siège est établi à 1070 Bruxelles, rue Bara, 175,
4° la srl TROCA PRODUCTIONS, représentée par son administrateur, inscrite à la BCE sous le n° 0630.983.911, dont le siège social est établi à 4000 Liège, rue Lulays de Febvres, 6a,
5° l’asbl FEDERATION DES EMPLOYEURS DES ARTS DE LA SCENE, FEAS en abrégé, inscrite à la BCE sous le n° 472.170.759, représentée par son conseil d’administation, dont le siège social est sis à 7000 Mons, rue de Nimy, 106,
6° l’asbl FEDERATION DE LA CULTURE INDEPENDANTE, en abrégé FCI, représentée par son conseil d’administration, inscrite à la BCE sous le n° 0764.306.649, dont le siège est établi à 1030 Schaerbeek, avenue Gustave Latinis, 30,
7° la srl MEDIASCENE, représentée par son gérant, inscrite à la BCE sous le n° 0464.200.428, dont le siège social est établi à 7021 Mons, rue E. Dewèze, 22b,
8° la sa ARTO, représenté par son conseil d’administration, inscrite à la BCE sous le n° 0432.068.583, dont le siège social est établi à 1301 Wavre, boulevard de l’Europe, 135b,
9° l’asbl ARTISTS UNITED, représentée par son conseil d’administration, inscerite à la BCE sous le n°0431.920.511, dont le siège social est établi à 2920 Kalmthout, Putsesteenweg, 61,
(**) “Verzoekers vorderen eveneens, in kort geding, dat de wederpartij binnen twee dagen na de uitspraak van het te wijzen arrest, artikel 12 van het koninklijk besluit van 28 oktober 2021 "tot vaststelling van de bestuurlijke politiemaatregelen die nodig zijn ter voorkoming of beperking van de gevolgen voor de volksgezondheid van de afgekondigde noodtoestand met betrekking tot de pandemie van het coronavirus COVID-19" vervangt zoals gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 november 2021, 27 november 2021, 4 december 2021, 23 december 2021 en 29 december 2021, door maatregelen die de toegang tot cultuur, het recht op artistieke expressie en het recht om te ondernemen en te werken niet op onevenredige wijze beperken.”
We merkten ook op dat het moeilijk te moeilijk te aanvaarden was dat de nota van het Corona Commissariaat zogenaamd zou gebaseerd zijn op het GEMS-rapport, aangezien deze nota niet alleen na het GEMS-rapport kwam, maar in het geheel niet de sluiting van cultuur locaties aanbeveelde.